Taeniopygia guttata
Herkomst
De zebravink komt van oorsprong uit Australië. Hij bewoont grote delen van het Australische vaste land, uitgezonderd het schiereiland van Kaap York en enige kustgebieden in het Oosten, Zuiden en Zuidwesten. De eerste zebravinken werden al voor 1850 in Europa ingevoerd. In 1872 wordt voor het eerst succesvol gekweekt met zebravinken. In 1952 wordt in Engeland een speciaalclub voor zebravinken, de Zebrafinch Society, werd opgericht. Sindsdien is de zebravink een altijd een populaire vogel geweest.
Gedrag en omgang
Zebravinken zijn kleine, vriendelijke vogeltjes die het goed met elkaar en met andere vogels kunnen vinden. Ze zijn ook voor de pas beginnende liefhebber zeer geschikt. Omdat zebravinken zo klein zijn is het belangrijk om erg fijn volièregaas te gebruiken . Ze kunnen namelijk door vrij kleine openingen. De zang van de zebravink is een zacht, vrolijk geluid. Het mannetje produceert een eentonig 'trompetachtig snorrend' geluid.
Verzorging
Met een goede verzorging kan een zebravink ongeveer 10 jaar oud worden. Het is erg belangrijk dat de zebravink altijd een badje met water ter beschikking heeft. Dit is om het uitdrogen van de veren tegen te gaan. Als bodembedekking kunnen beukensnippers of schelpenzand gebruikt worden. Zorg dat er altijd grit, slijpsteentjes en sepia in de kooi aanwezig zijn, dit is nodig bij de vertering van de zaadjes. Uiteraard moeten de zebravinken ook elke dag vers water ter beschikking hebben.
Huisvesting
Voor twee zebravinken heeft u een kooi nodig van minimaal 40 x 40 x 40 cm. Zet de kooi tochtvrij en niet in het volle zonlicht. Zorgt u voor voldoende stokjes zodat ze heen en weer kunnen wippen. De stokjes moeten een doorsnee hebben van 12 mm. Plaats de zitstokken niet boven de voer- en drinkbakken omdat deze anders snel bevuild zullen worden. Zebravinken zijn nestslapers, wat betekent dat ze niet op een stok of tak de nacht doorbrengen, maar in een nest(kastje). Zorg er daarom voor dat in de kooi en of volière nestkastjes zijn opgehangen. Het beste is om een halfopen “kistje” te gebruiken met de maten 11 x 11 x 11 cm.
Padda oryzivora
Herkomst
De rijstvogel komt oorspronkelijk uit Indonesië van de eilanden Java, Bali en Bawean. Vanuit hier zijn ze verspreid (meegenomen door handelaren en reizigers) naar Zuid-Afrika, Zuidoost Azië en de Filippijnen. Tegenwoordig kan de Rijstvogel overal in Azië goed overleven. De boeren beschouwen de Rijstvogel als schadelijk omdat een zwerm rijstvogels de rijstvelden kunnen vernielen. Ze zijn niet bang van vogelverschrikkers, geschreeuw of andere pogingen om hen te verdrijven. In het wild plant de Rijstvogel zich gemakkelijk voort in de buurt van mensen, in de steden, onder daken van huizen, in parken, schuren en natuurlijk in de bossen.
Gedrag en omgang
De rijstvogel kan het beste per koppel gehouden worden. Indien u meerdere vogels samen wilt houden moeten ze met een oneven aantal koppels in een volière gehouden worden. Deze koppels moeten geruime tijd van te voren per koppel apart worden gezet zodat de vogels die gekoppeld zijn ook daadwerkelijk bij elkaar blijven. Dit om eventuele gevechten te voorkomen. De rijstvogel kan, in tegenstelling tot wat men vaak zegt, beter niet met andere kleinere soorten vogels samen gehouden worden. Het kan anders gebeuren dat de rijstvogels nesten leeghalen of de tenen afpikken van andere vogels.
Verzorging
De dikte van de zitstokken is voor rijstvogels van groot belang. Zijn de stokken te dik, dan krijgen de vogels kromme of scheve tenen. Zijn ze te dun, dan leren de vogels een slechte houding aan te nemen. Bovendien slijten de nagels niet af. De ideale dikte voor een zitstok is 7mm. De nagels groeien vrij snel, zorg dus dat deze regelmatig bijgeknipt worden. De rijstvogel kan absoluut niet zonder scherpe maagkiezel en grit. Ook sepia is een must. Kan hij niet over deze essentiële bestanddelen beschikken dan komt hij gegarandeerd met zijn spijsvertering in de problemen. Ondanks zijn robuust voorkomen is de rijstvogel niet winterhard. In de winter hebben ze een vorstvrije ruimte nodig om te vermijden dat tenen en nagels bevriezen.
Huisvesting
De rijstvogel heeft een kooi nodig van minimaal 50 x 70 x 60 cm (lxbxh). Zet de kooi tochtvrij en niet in het volle zonlicht. Zorgt ook voor voldoende zitstokjes. Plaats de zitstokken niet boven de voer- en drinkbakken omdat deze anders snel bevuild zullen worden. Rijstvogels zijn zeer levendige vogels die gebruik maken van alle lagen van de volière. Zo zie je ze vaak bezig met het zoeken op de bodem en het vliegen van stok tot stok, ook spelen ze vaak met elkaar door elkaar achterna te gaan. Tijdens warme zomerdagen nemen ze graag een verkoelend bad.
Melopsittacus undulatus
Herkomst
Het land van herkomst van de grasparkiet is Australië. Hij wordt in veel westerse landen gekweekt en in gevangenschap gehouden. Voordat de grasparkiet in Europa bekend werd, was hij al lang bekend onder de Australische bevolking, de aboriginals. Zij noemden hem in hun eigen taal "bedgerigah", wat "goed voedsel" betekent. De oorspronkelijke kleur van de grasparkieten is lichtgroen, maar door intensieve kweekmethoden kennen we nu tientallen verschillende kleuren.
Gedrag en omgang
In langdurige droogteperioden zwerven in het wild levende grasparkieten met grote groepen rond over uitgestrekte gebieden op zoek naar voedsel en water. Ze worden soms met tienduizenden tegelijk, bij afgezonderde waterpoelen aangetroffen. Parkieten zijn dus echte groepsdieren, het is daarom beter om er twee of meer te nemen. Denk er wel aan om een even aantal te nemen, omdat parkieten vaak de neiging hebben om koppeltjes te vormen. Parkieten kunnen, net als de meeste andere papegaaiachtigen, leren geluiden te imiteren en/of te praten. Het maakt niet uit of de parkiet een mannetje of een vrouwtje is, ze kunnen beiden even snel en goed leren praten. Of ze willen praten hangt af van het karakter van de parkiet.
Verzorging
Grasparkieten kunnen met de juiste voeding en verzorging tussen de 15 en 20 jaar oud worden. Indien u besluit om grasparkieten binnenshuis te gaan houden, kunt u de vogels het beste in de huiskamer plaatsen. Plaats een vogelkooi nooit in de keuken, de bak- en braaddampen zijn slecht voor de gezondheid uw parkiet. Speelgoed mag eigenlijk niet ontbreken in de kooi. Een grasparkiet kan zich anders snel gaan vervelen. Verveling veroorzaakt nog al eens gedragsproblemen zoals verenpikken en dat moet ten alle tijde voorkomen worden. Bij de dierenwinkel zijn diverse artikelen te koop.
Huisvesting
De grasparkiet heeft een kooi van minimaal 40 x 25 x 35 cm (lxbxh) waarvan de tralies horizontaal lopen, voor veel klimplezier en met stevige houten zitstokken. De kooi voor grasparkieten moet op een vocht en tochtvrije plaats gezet worden, zonder dat de zon de hele dag in de kooi schijnt. Zet of hang de kooi op ooghoogte. Als bodembedekking kunt u beukensnippers of schelpenzand gebruiken. Over deze bodembedekking wat vogelgrit met maagkiezel, nodig voor de mineralen en een optimale spijsvertering.
Serinus canarius
Herkomst
De kanarie is tegen het einde van de 15e eeuw door de Spanjaarden vanuit de Canarische Eilanden in Europa ingevoerd. In het begin werd hij alleen gekweekt door Spaanse Monniken, die de kanarie kruisten met Europese inheemse vogels. De Spaanse adel had veel geld over voor het vogeltje. Later werd het ook voor de burger mogelijk om een kanarie te houden. In de 17de eeuw namen de Duitsers de kanarie mee de mijnen in. De vogeltjes reageerden op gevaarlijke gassen en luchtvoorzieningen. Hier is de harzerkanarie uit ontstaan.
Gedrag en omgang
De kanarie kan alleen, als koppel of met meerdere vrouwtjes (popjes) samen gehuisvest worden. Twee of meer mannen bij elkaar resulteert in vrijwel alle gevallen tot gevechten. Alleen het mannetje van de kanarie zingt. Hij doet dat als hij zich prettig voelt of als hij op zoek is naar een popje. Als hij er vervolgens een heeft gevonden waarmee hij een nestje maakt, dan is ook dat een reden om te gaan zingen. Een mannetje kan ook gaan zingen om een ander mannetje te laten weten dat hij zich in andermans territorium bevindt.
Verzorging
Met de juiste verzorging kan een kanarie tot 12 jaar oud worden. Omdat het voer niet nat mag worden zijn er in ieder geval twee aparte bakjes nodig. De bakjes moeten bij voorkeur van buitenaf ingestoken kunnen worden; de bakjes blijven dan schoner en de vogel wordt niet opgejaagd, als de bakjes gevuld of schoongemaakt worden. Voor kanaries moet u elke dag het drinkwater (niet te koud) verversen. Het is erg belangrijk dat de kanarie een badje met water ter beschikking heeft. Dit is om het uitdrogen van zijn veren tegen te gaan. Als bodembedekking kunt u beukensnippers of schelpenzand gebruiken. Zorg ook dat er altijd grit in de kooi aanwezig is, want dit helpt bij het vertering van de zaadjes.
Huisvesting
Een kanarie heeft een kooi nodig van minimaal 50 x 30 x 40 cm (lxbxh). Voor twee vogels moet de kooi minimaal 60 x 30 x 70 cm (lxbxh) zijn. Zet de kooi tochtvrij en niet in het volle zonlicht. Zorgt u voor voldoende stokjes zodat hij vrolijk heen en weer kan wippen. Plaats de zitstokken niet boven de voer- en drinkbakken omdat deze anders snel bevuild zullen worden. De zitstokken moeten zo dik zijn, dat de kanarie met zijn nagels net over het midden van de stok kan komen (doorsnee circa 12 mm). Voor optimale bewegingsvrijheid is een rechthoekige kooi het meest geschikt.
Agapornis roseicollis
Herkomst
De Agapornis komt oorspronkelijk uit Zuidwest-Afrika, hij komt daar voor in Angola tot aan de oevers van de Oranjerivier. In het wild leeft de agapornis voornamelijk in droge rotsachtige gebieden met bladverliezende bomen. Ze leven in kleine groepjes van 10 tot 15 vogels en zorgen er voor dat ze altijd in de nabijheid van water blijven. Doordat ze nog wel eens op vrij grote hoogten te vinden zijn, 1500 tot 2000 meter, zijn ze vrij goed bestand tegen temperatuurswisselingen.
Gedrag en omgang
In het Engels worden agaporniden ook wel “lovebirds” genoemd, deze benaming heeft te maken met hun aanhankelijke karakter. Ze kunnen een erg hechte band met hun partner of eigenaar ontwikkelen, gedurende hun hele leven. Vaak wordt gedacht dat agaporniden in gevangenschap alleen in paren gehouden kunnen worden. Dit is niet altijd het geval; ze kunnen ook een hechte band aangaan met hun eigenaars, mits er voldoende liefde en aandacht aan het vogeltje gegeven wordt.
Verzorging
Met een goede verzorging kunnen agaporniden zo'n 10 tot 15 jaar oud worden. Belangrijk om te weten is dat als de vogels 's winters buiten gehouden worden ze de beschikking moeten hebben over een nestkast omdat ze zeer gevoelig zijn voor teenbevriezingen. Agaporniden zijn dol op spelen. Zorg ervoor dat er voldoende speelgoed (kralentouwen, klimtouwen, ladders) aanwezig is. Om verveling tegen te gaan kan er wat wilgenhout in de kooi geplaatst worden. Agaporniden zijn dol op slopen en zullen de hele schors van de takken afhalen.
Huisvesting
De agapornis heeft een kooi nodig van minimaal 60 x 70 x 100 cm (lxbxh) met horizontale tralies, want Het zijn levendige, ondernemende vogels die graag klauteren en klimmen, in een te kleine kooi zou de vogel zijn vleugels kunnen beschadigen. Naast een grote kooi heeft de agapornis ook stevige zitstokken nodig met een diameter van circa 16 mm. De kooi moet van stevige materialen gemaakt zijn zodat de agapornis met zijn krachtige snavel de kooi niet kapot kan krijgen en kan ontsnappen. Als bodembedekking kan schelpenzand gebruikt worden. Ook vogelgrit, slijpsteentjes, en sepia moeten in de kooi aanwezig zijn.
;